Peter Sloterdijk. Die schreckliche Kinder der Neuzeit. Berlin: Suhrkamp, 2014.

De mensheid, althans om te beginnen de westerse mens, maar in zijn navolging steeds grotere delen van de mensheid, raakt steeds meer ontworteld. De prototypische mens is een bastaard, iemand die uit een buitenechtelijke of op zijn minst onduidelijke relatie voorkomt, en alleen al daardoor niet goed op zijn plaats is in de samenleving zoals hij deze is, en die samenleving daarom wil veranderen.

Die bastaardisering neemt bovendien een steeds sneller tempo aan, zodat ongeveer het enige wat nu nog van generatie op generatie wordt doorgegeven de wens tot almaar revolutionaire veranderingen is.

Dit alles laat Peter Sloterdijk zien in wederom een heel dik boek met een gigantisch vuurwerk van eruditie: we hebben nog geen beschouwing over Madame de Pompadour ('na ons de zondvloed') achter de rug, of we buitelen al weer in een nieuwe interpretatie van het leven van Jezus (een van de eerste bastaards in de westerse cultuur, als we even afzien van Oidipous: want waarom deed hij altijd zo onaardig tegen zijn echte familie en sprak hij God aan met het kinderlijke abba?)

Het is plezierig om te lezen omdat het zulk erudiet vuurwerk is. Maar klopt er ook wat van? Dat is een vraag die je je in de loop van deze bijna 500 pagina's toch wel af. Je zou bijvoorbeeld willen weten waarmee we een en ander dan moeten vergelijken. Sloterdijk doet daar nogal onduidelijk over, al noemt hij soms 'primitieve' culturen, en een keer de joodse en de Chinese cultuur. Maar van geen van die culturen laat hij zien dat bastaards daar geen rol in spelen. Ik denk bij de joodse cultuur onwillekeurig toch aan Mozes, ik kan er niets aan doen, en de herkomst van Mozes was toch minstens even dubieus als die van Jezus. Bovendien: zo stabiel is die joodse cultuur in de afgelopen 3000 jaar nu ook weer geweest, zoals je kunt leren uit bijvoorbeeld het recente boek van Simon Schama over de eerste 2000 jaar (of zo) van die cultuur. Er is eigenlijk maar weinig hetzelfde gebleven.

Misschien is het dus wel een kenmerk van iedere menselijke cultuur dat er een spanning bestaat tussen behoudzucht aan de ene kant en de opstand van de bastaards aan de andere kant. Ook onze huidige tijd beschrijf je geloof ik wel erg eenzijdig als je hem ziet als een alomtegenwoordige permanente veranderzucht.

Bovendien vraagt de lezer zich – vraag ik me – gaandeweg toch ook wel af: en nu?

Ik moest tijdens het lezen denken aan Mystiek lichaam van Kellendonk, in zekere zin een uitwerking van een soortgelijk thema in de vorm van een roman, zij het dat het meer op het heden is gericht en daardoor ongemakkelijkere onderwerpen aansnijdt. Zoals homoseksualiteit – een van dé manieren om de continuïteit tussen de generaties op te heffen bij uitstek.

Gezien dit alles zou je je – zou Sloterdijk zich – toch de vraag moeten stellen hoe we moeten denken over de doorbraak van het homohuwelijk in steeds meer landen op deze wereld. Is dat nu ook een slecht fenomeen? Dat zou eigenlijk wel moeten volgen uit zijn redenering, als ik die goed begrijp. Maar is er ook niet iets prettigs aan?

Hoe dan ookis dit een provocatief boek dat je in ieder geval aan het denken zet, en waar je van alles uit leert over vooral de politieke geschiedenis van de mensheid (kunst komt slechts een paar keer en dan slechts zijdelings ter sprake helaas). Daar heeft al dat gewoel om verandering toch maar toe geleid.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.