A.F.Th. van der Heijden. Het schervengericht. Amsterdam: Querido, 2007

A.F.Th. van der Heijden heeft iets met gevangenissen. Al zijn grote romans spelen zich er minstens voor een deel af. In Advocaat van de Handen is een van de cruciale scenes wanneer de advocaat Quispel zich in een Huis van Bewaring bevindt. De hoofdpersoon van De tandeloze tijd, Albert Egberts, trekt zich vrijwillig in een gevangenis in Amsterdam terug om daar te schrijven. Nog een deel van die reeks, het Hof van Barmhartigheid, gaat over Annie E., van wie altijd de vraag is geweest of ze nu wel of niet terecht is opgesloten.

En ook een van de weinige verschenen delen van Van der Heijdens andere cyclus, Homo Duplex, speelt zich grotendeels in het gevang af. De belangrijkste plaats van handeling van Het schervengericht is de Californische gevangenis Choreo, waar een Roman Polanski-achtige figuur wordt opgesloten vanwege seks met een minderjarige, en er in aanraking komt met een Charlie Manson-achtige figuur, de moordenaar van onder andere Polanski's vrouw.

Er is trouwens in dit boek nog een gevangenis binnen de gevangenis: de isoleercel waar 'Polanski' terechtkomt nadat hij 'Manson' heeft aangevallen en waar vervolgens ook nog eens dagenlang het licht uitvalt. In die totale isolatie droomt de Polanski-figuur, die in het boek Woodehouse heet, dat hij het zoontje is dat omkomt in de buik van zijn stervende vrouw ('de twintig eenzaamste minuten van de mensheid'). Zo wordt dus ook de moederschoot tot een gevangenis.

Vanwaar die voorkeur voor gevangenissen? De scene van de moederschoot geeft er misschien antwoord op. Woodehouse zoontje, Paul, wordt afgeschilderd als een zeer uitzonderlijke zuigeling, die vanuit zijn cel de wereld op een volwassen manier observeert. Niet alleen hoort, ruikt en voelt hij alles wat er gebeurt, ook verstaat hij de taal van de volwassenen al perfect (taalverwerving is niet nodig in dit universum, je kent je moedertaal gewoon) en drukt zichzelf ook perfect uit.

Dat je perfect uitdrukken is een kenmerk van al Van der Heijdens personages. Iedereen in al zijn boeken spreekt altijd op dezelfde toon: een beetje poetisch, een beetje pedant, een beetje sarrend. Terwijl een van Mansons mensen Sharon Tate doodsteekt, zegt ze 'Dit is mijn manier om zelfmoord te plegen. Snap je het nou? Ik maak mezelf dood door jou dood te maken.' Wanneer een aantal medegevangenen, zware jongens, Woodehouse gedwongen een tatoeage aanbrengen, zeggen ze 'Sommige vissen geef je eerst een merkteken, voordat je ze terug het water ingooit. Alles voor de wetenschap.'

In mijn wereld spreekt niemand zo, maar in Van der Heijdens wereld doet iedereen dat. Mij heeft dat altijd verbaasd, en soms zelfs een beetje gestoord. Maar het pas bij nader inzien goed bij de manier waarop hij gevangenissen inzet: het zijn kleine, afgesloten werelden waarin van alles heftigs samenkomt, het zijn samenballingen van de werkelijkheid erbuiten. 'Achter tralies', zegt Manson tegen Polanski in dit boek, 'verandert zelfs de meest fantasieloze boer uit Kansas nog in een visionair.' En in een dichter. zou je eraan toe kunnen voegen.

Iedereen heeft dan ook iets met taal, in deze wereld. Er wordt bijvoorbeeld geklaagd over de slechte vertaling die het boek Hurly Burly (Van der Heijdens versie van Helter Skelter) in de Nederlandse uitgaven zou hebben gehad: Gooi- en smijtwerk. Met dit boek laat Van der Heijden zien wat een betere vertaling zou zijn geweest: eenschervengericht is precies wat Manson voor ogen stond. En het is precies wat Polanski uiteindelijk kreeg.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.