Robert Alter. The Five Books of Moses. New York / London: W.H. Norton, 2004.

Van de 'vijf boeken van Mozes' — het begin van de bijbel, de Pentateuch, de Torah — had ik alleen Genesis ooit helemaal gelezen. En dat dan meteen een paar keer, want Genesis, dat is voor mij het oude testament: vol wonderlijke verhalen over een tijd dat de gehele mensheid nog één familie is, die opgroeit in een wonderlijk verbond met een God die zij niet hebben uitgekozen maar die hen omgekeerd 'verkoren' heeft. De andere vier boeken Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium, had ik nooit helemaal uitgelezen: te taai, met al die regels, die eindeloze beschouwing over hoe het Tabernakel volgens God gemaakt moet worden en daarna hoe het door de Joden wordt gemaakt (precies zoals God zei dat het moest).

Wel kocht ik een jaar of zes geleden via internet deze Amerikaanse vertaling, die toen net verschenen was, omdat hij me ideaal leek: gemaakt door een echte geleerde, iemand die uitstekend Hebreeuws lijkt te kennen en tegelijkertijd een letterkundige is.

En dan nog heeft het boek zeven jaar in de kast gestaan.

Af en toe keek ik ernaar en dacht: ooit haal ik jou uit je luxe-cassette. Tot het vorige maand ineens zover was. Ik kan niet eens goed zeggen waarom, maar ik zag The Five Books of Moses staan en heb nu de ruim duizend pagina's doorgelezen.

Deze editie bestaat vooral uit voetnoten: over het algemeen nemen die meer dan de helft van iedere bladzijde in beslag. In zekere zin bestaat hij zelfs helemaal uit voetnoten, want de vertaling is ook een soort voetnoot. Alter is zo verrukt over het oorspronkelijke Hebreeuws, dat hij er nooit te ver van wil afwijken. Als de bijbel verschillende woorden gebruikt voor seksuele gemeenschap met een slavin dan met een vrouw of met iemand met wie een man het voor het eerst doet, zoekt Alter ook naar dat soort woorden. Als er een woordspeling wordt gemaakt, wat zonder humoristische intenties nogal vaak gebeurt, probeert Alter die woordspeling ook te maken. Dat zorgt ervoor dat het Engels soms tamelijk vreemd wordt, een soort Hebreeuws met Engelse woorden.

Maar dat is eigenlijk wel zo prettig. De wereld van Mozes en zijn boeken is ons in de eenentwintigste eeuw onherroepelijk vreemd. Wat al die wetten en geboden nou moeten, ik geloof dat we daar nooit meer achter zullen komen. Waarom God gaandeweg in deze boeken verandert van iemand die nog tamelijk goedmoedig de mens schept tot een woedend en naijverig heerser over het volk dat hij veertig jaar in een betrekkelijk kleine woestijn laat rondzwerven — het zal wel voor altijd in duisternis gehuld zijn. Een zogenaamd toegankelijke vertaling helpt daarbij niets; de taal is zeker niet de enige belemmering, en misschien niet eens de grootste, bij het benaderen van dit document uit lang lang vervlogen tijden.

Heeft het me verrijkt dat ik de vijf boeken van Mozes nu gelezen heb (waarbij ik eerlijk gezegd sommige van die gedetailleerde passages toch tamelijk snel ben doorgevlogen)? Wie zal het weten? Ik geloof dat ik in ieder geval het monotheïstische geloof wat beter begrijp, het Joodse vooral, de wanhopige worsteling met een God die helemaal niet onvoorwaardelijk van je houdt, maar eisen stelt, je voortdurend beproeft met af en toe zeer wreed lijkende eisen. En door de vertaling van Alter heb ik bijna Hebreeuws kunnen lezen, dat had ik ook niet willen missen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.