Pieter A.M. Seuren. Chomsky's Minimalism. Oxford: OUP, 2004.

Noam Chomsky, dat weet iedereen, is al decennialang een centrale figuur in de taalwetenschap. In het bijzonder de leer van de zinsbouw, de syntaxis, heeft hij heel belangrijk gemaakt en nog steeds is het binnen die syntaxis zo dat iedereen naar Chomsky kijkt: sommigen vol bewondering en anderen vol afschuw, maar iedereen kijkt.

Iemand die zo vol afschuw kijkt is Pieter Seuren, inmiddels alweer geruimte tijd emeritus hoogleraar in Nijmegen. In 2004 schreef hij een soort pamflet tegen Chomsky en de laatste versie van diens theorie, het zogenoemde minimalisme.

Seuren laat geen spaan heel van dat minimalisme van Chomsky: de theorie zit volkomen onlogisch in elkaar, vanuit wetenschapsfilosofisch oogpunt bekeken is het een warboel, er bestaan geen feiten die deze theorie wel kan verklaren maar andere niet, terwijl omgekeerd andere theorieën wel allerlei feiten kunnen verklaren waar het minimalisme niets mee kan, enz. Maar bovenal is het boek een persoonlijke aanval op Chomsky: de man is oneerlijk, megalomaan, en onwetenschappelijk, een warhoofd en een bedrieger. Het wordt allemaal in net iets keuriger bewoordingen gezegd, maar het komt er wel op neer.

Ik ben wel taalkundige, maar op het gebied van de syntaxis niet veel meer dan een geïnteresseerde leek. Het lijkt mij dat Seuren her en der best een punt kan hebben, maar dat hij zichzelf overschreeuwt. Je ziet hem achter zijn schrijfmachine zitten met een rood hoofd dingen aankruisend in het boek van Chomsky waar hij zich verschrikkelijk aan ergert en dat hij nu eens goed recht wil zetten. Vandaar dat dezelfde passages een paar keer terugkomen, zelfs met hetzelfde commentaar erbij. Vandaar dat Seuren ook allerlei voorbeelden uit de eigen taalkundige keuken geeft over hoe het beter kan.

Het is een merkwaardig boek, maar er bestaan er meer van in dit genre: woedende anti-Chomsky-boeken (ze bestaan ook over Chomsky's politieke werk, waarin hij een zeer links standpunt pleegt aan te nemen, maar daar heb ik het nu niet over). Veel ervan komen van mensen die in de jaren zestig jong waren en bij Chomsky studeerden. Zij ontwikkelden op zeker moment een eigen loot in de Chomskiaanse theorie, maar Chomsky drukte deze met hardhandig retorisch geweld de kop in. Het lijkt net alsof deze mensen hem dat nooit vergeven hebben, alsof ze de rest van hun leven hebben laten bederven door een enorme afkeer van die man en zijn ideeën en zijn manier van doen.

Het is vooral jammer, omdat sommige van de bezwaren helemaal niet zo gek zijn. Zo is Chomsky vaak wel heel achteloos met gegevens die lijken te weerspreken wat hij te beweren heeft en maakt hij soms wel heel grandioze claims op basis van observaties die niet helemaal duidelijk zijn. Toch is hij, ben ik bang, uiteindelijk toch een heel wat meeslepender denker dan zo iemand als Pieter A.M. Seuren.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.