Bas Heijne. Moeten we van elkaar houden? Het populisme ontleed. Amsterdam: De Bezige Bij, 2011.

Bas Heijne. Moeten we van elkaar houden? Het populisme ontleed Toen Bas Heijne een kleine jongen was, keek hij weleens naar de filmpjes die zijn vader tijdens de vakantie gemaakt heeft. Zijn herinneringen aan die vakantie zijn vermengd geraakt met zijn herinneringen aan die filmavondjes, de twee dingen zijn niet of nauwelijks nog uit elkaar te houden.

Dat is voor generatiegenoten van Heijne — en ik ben maar een paar jaar jonger — een herkenbaar verhaal, ik herinner me mijn meeste jeugdvakanties ook nog doordat ik ze op een projectiescherm in de huiskamer voorbij heb zien flakkeren. Maar wat heeft die herinnering precies met het populisme me te maken, het eigenlijke onderwerp van dit essay? Dat is maar moeilijk te achterhalen.

De kern van het heftige politieke debat dat we de afgelopen jaren in Nederland, en elders in Europa hebben tussen de 'gevestigde' politiek en het 'populisme' is volgens Heijne terug te voeren op iets veel ouders en diepers: een al eeuwenlange strijd tussen twee dochterstromingen van de Franse revolutie, de Verlichting en de Contraverlichting. De Verlichting is op zoek naar algemene menselijke waarheden, naar universele mensenrechten, naar solidariteit, naar vrijheid, gelijkheid en broederschap voor allen. De moderne Contraverlichting vindt dat er achter die grote idealen teveel leugenachtigheid en hypocrisie steekt, en dat de menselijke maat daarin ontbreekt. Zij stelt daar het belang van de eigen groep, het recht op identiteit, enzovoort, tegenover.

Er zit vast iets in die analyse, al valt er wel het een en ander tegen in te brengen. Zo verklaart Heijne helemaal niet hoe het kan dat die contraverlichtingsgedachte de afgelopen tien jaar ineens zo prominent geworden is en dat over heel Europa. Hoezo schikte al die mensen die zo ongelukkig werden van solidariteit of die meenden dat iedereen die vrijheid en gelijkheid predikte een verachterlijke hypocriet was zich in die tijd wel in het lot?

Een ander bezwaar lijkt mij dat de Verlichting in dezen zo overduidelijk gelijk heeft. Hoewel Heijne terecht beweert dat het altijd meer loont om je tegenstander serieus te nemen dan om hem ongeduldig terzijde te schuiven, uiteindelijk lijkt hijzelf toch ook weinig positiefs te kunnen ontdekken aan de mensen die zich zo tegen de Verlichting verzetten. Ja, ze hebben misschien gelijk dat menige propagandist van die idealen zelf niet volgens die idealen leeft. Maar hun conclusie, dat die idealen daarom niet deugen, gaat ook Heijne uiteindelijk te ver. Een echte oplossing heeft hij daarom ook niet. Bovendien geeft hij toe dat bijvoorbeeld de PVV op allerlei gedachten hinkt: van een consistent, positief wereldbeeld is geen sprake, ook niet van een consistent contraverlichtingsdenken.

En hoe zit het nou met Basje met zijn natte haartjes bij de filmprojector? Het is een mooi verhaal, maar het verband met de grote lijn is maar heel dun. In het algemeen bestaat Moeten we van elkaar houden? uit nogal veel lijnen en lijntjes; bovendien komt de NRC-lezer af en toe ineens een stukje tegen dat hij al kent uit de krant. Het boek is nogal onrustig, het heeft geen duidelijke lijn, je zou bijna zeggen, het is een boek dat weinig opheeft met de grote lijnen. Misschien is het die onrust wel, die je bijvoorbeeld kunt verbinden met de opkomst van het internet, die verklaart waarom die verhalen over grote idealen de laatste jaren ineens zo ruw terzijde geschoven worden.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.