Maarten 't Hart. Dienstreizen van een thuisblijver. Amsterdam: Arbeiderspers, 2011.

Maarten 't Hart. Dienstreizen van een thuisblijver Soms zie ik Maarten 't Hart weleens door de stad fietsen, voor mijn gevoel is hij dan altijd op weg naar de Aldi. Verder denk ik weinig aan hem; te weinig misschien, want de autobiografische essays in Dienstreizen van een thuisblijver heb ik in een avondje met veel plezier gelezen. .

't Hart is af en toe wel erg koket en overdrijft ook af en toe net iets te duidelijk — vooral voor iemand die zelf soms zo onbekommerd pedant zou zijn. Als Maarten 't Hart zelf dit boek zou moeten bespreken, zou hij het bijvoorbeeld kunnen hebben over het geklaag dat de schrijver in zijn studententijd zo ongelooflijk veel moest fietsen: het ene college vond plaats in de Nonnensteeg, het volgende in het Kamerlingh Onnesgebouw, en dan weer een in de Hugo de Groot straat. Iedere Leidenaar, zou de recensent Maarten 't Hart opmerken, weet dat die drie gebouwen op een steenworp afstand van elkaar liggen. In het kwartier tussen twee colleges in kun je gemakkelijk van het ene gebouw naar het andere lopen, en dan heb je nog tijd om een paar pagina's Trollope te lezen ook! .

Het boek is vooral prettig om te lezen omdat het zo zonnig geschreven is. Maarten 't Hart heeft het prettig; weliswaar in zelfgecreëerde omstandigheden die voor een ander misschien helemaal niet zo prettig zouden zijn, maar 't Hart geniet ervan. .

Zo vertelt hij het verhaal van zijn wederwaardigheden met een Duitse uitgeefster, die niet alleen erg laks was met het betalen van royalties maar, wat 't Hart nog erger vond, er bovendien op stond dat ze hem de hele tijd kon vertroetelen. In de handen van een andere schrijver zou dit een volkomen verontwaardigd verhaal geworden zijn over de intense slechtheid van zo'n mens, maar 't Hart maakt er een laconiek verhaal van waarin hij vooral zichzelf bespot. .

Nog een puntje van 't Hartiaanse kritiek op Dienstreizen van een thuisblijver: op een bepaald moment ligt de auteur in het ziekenhuis met een gebroken been met niet veel meer te lezen dan De verloofden van Alessandro Manzoni. Afgezien van de beschrijving van de pestepidemis vind hij het boek niet veel waard, krijg je de indruk. Hoe is het mogelijk! Zo'n in Nederland ten onrechte genegeerd meesterwerk van Dickensiaanse allure! Hoe kan een lezer met ook maar een beetje smaak zich daar nu bij vervelen!

Reacties

Anoniem zei…
Dat klinkt wel als een aardig boek. Ik heb alleen het privé-domein boek van Arthur Japin gelezen, en hoewel ik hem als schrijver erg kan waarderen, vond ik zijn dagboeken niet veel aan.

Maarten 't Hart is ook een favorite schrijver van mij, dus dit lijkt me wel wat!

Tja, we houden allemaal weer van andere boeken, he? Dat 't Hart in het ziekenhuis misschien wat anders wilde lezen, waarom niet? Ik zou denk ik alleen hele lichte kost willen lezen, in een ziekenhuis is het tenslotte de hele dag een komen en gaan van mensen, dan kun je niet lekker concentreren op een goed verhaal.
Ik kan me heel goed voorstellen dat iemand in het ziekenhuis lichtere kost wil lezen; en van mij mag iedereen overal van houden en hoeft niemand Manzoni te lezen. Ik probeerde me echter voor te stellen hoe 't Hart zelf zou reageren op zo iemand. Zelf doet hij in dit boek bijvoorbeeld net alsof hij niet kan bevatten waarom studenten in een cursus die hij ooit gaf niet iedere week een nieuw boek van Dickens lazen - terwijl hij zelf ook zegt dat ieder van die boeken duizend bladzijden telde.

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.