Vrouwkje Tuinman. Wat ik met de sleutel moet. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2010.

Vrouwkje Tuinman. Wat ik met de sleutel moet Ik begrijp eerlijk niet waarom de poëzie niet veel populairder is dan ze is; waarom er geen grote stapels van sommige bundels bij de kassa's van de Ako liggen, en soms zelfs van Albert Heijn; waarom dichters zelden de televisie halen en nooit de roddelrubrieken; waarom er niet veel en veel meer (en bijvoorbeeld ook veel meer belabberde) poëzie wordt uitgegeven.

Ik kan dat allemaal niet verklaren. Natuurlijk is er een heleboel dichtkunst die duister is en niet voor iedereen bedoeld - ik kan wel begrijpen dat de bundel Eerst van Esther Jansma, die ik vorige week las, misschien wat te subtiel is voor Paul de Leeuw. Maar er zijn ook moeilijke romans en dat staat toch de stapels romans bij Bruna niet in de weg.

Neem nu Vrouwkje Tuinman. Ik had nog nooit een bundel van haar gelezen, wel wat losse gedichten, en nu vond ik in de trein Wat ik met de sleutel moet, met her en der een ezelsoor bij een gedicht dat de vorige lezer kennelijk getroffen had.

Het is een bundel die iedereen kan lezen met een universeel thema: het overlijden van een vriend uit de vriendenkring van de dichteres. Het is zo'n vriendenkring waarin iedereen kennelijk elkaars sleutel heeft, in ieder geval voor noodgevallen. En zo'n noodgeval doet zich nu voor, want die goede vriend komt bij een ongeluk met zijn auto in de sloot terecht en overlijdt later in het ziekenhuis.

De bundel geeft een inkijkje in dat wereldje van moderne dertigers, best een prettig wereldje, zo te zien, lekker in Utrecht, met Franse kaas en vla, behalve dan dat mensen doodgaan:

Adressering

De postbode zegt dat ik een mooie naam heb voor iemand die in dit huis is komen wonen.
De mensen in de straat zijn ook al blij.
Ze prijzen mij om dingen die ik niet heb.
Geen honden in de achtertuin.
Geen politie die mijn deur losbreekt.
Ik sla niemand op zijn bek en maak geen harde seksgeluiden.
Al die dingen ben ik niet.
Wat er wel is meldt geen enkele statistiek.
Voor deze straat was nog 1 bewoner nodig en dat ben ik.

Esther Jansma's bundel maakte meer indruk op mij, maar van Wat ik met de sleutel moet zal ik op zijn minst die laatste regel onthouden.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.