Hubert L. Dreyfus. On the Internet. London and New York: Routledge, 2009

Hubert Dreyfus. On the Internet Een van mijn favoriete manieren om het Internet te gebruiken, is als een heel grote wereldontvanger. Iedere dag haal ik vele uren meer podcasts binnen dan ik redelijkerwijs beluisteren kan. Ik maak dan ook iedere dag een selectie, voor op de fiets of in de trein of in bed, als ik niet aan het lezen ben.

Zo heb ik de Amerikaanse filosoof Hubert L. Dreyfus leren kennen, een inmiddels 80-jarige wijsgeer die nog ieder jaar colleges geeft over existentialisme en over allerlei grote boeken - ik schreef eerder over zijn podcast toen hij me een aantal jaar geleden Dante doorsleepte. Hij doet dat meesterlijk, hij is werkelijk een briljante docent die voordoet hoe je dat doet, nadenken over een boek.

Nu wilde ik ook eens een boek van hem lezen, en koos daarvoor dit boekje over het Internet (ik kwam erachter dat ik al jaren geen beschouwing meer over deze fascinerendste aller uitvindinden van de afgelopen decennia meer gelezen had). In On the internet geeft Dreyfus vanuit zijn existentialistische, door Kierkegaard geïnspireerde levensbeschouwing een kijk op het World-Wide Web, op afstandsleren, op weblogs en op Second Life.

Dat klinkt afschrikwekkender dan het zou moeten zijn. Dreyfus is namelijk ook op papier een geweldig goede didacticus, die een filosofisch ongeschoolde zoals ik uitstekend bij de les houdt. Het beste deel van het boek is volgens mij dan ook dat over het leren-op-afstand, omdat je daarover vooral veel kunt leren van Dreyfus' visie op het leren, op de vraag waarom het van belang is dat de leraar en de leerlingen zich in hetzelfde klaslokaal bevinden. Het komt erop neer dat je je door lichamelijke aanwezigheid altijd aan een bepaald risico blootstelt: als leerling dat blijkt dat je heel dom bent, als leraar dat je een vraag krijgt die je niet kunt beantwoorden. Het is juist dat risico dat een belangrijk onderdeel uitmaakt van succesvol leren, meent Dreyfus, en ik geloof hem. (Aardig is bovendien dat Dreyfus ook nog even reflecteert op het succes van zijn podcast: volgens zijn eigen theorieën zou het niet moeten kunnen, maar juist door zijn persoonlijke aanpak weet hij mensen aan te spreken. Dat laatste is natuurlijk mijn conclusie.)

Op andere onderdelen vind ik hem minder overtuigend. Het eerste hoofdstuk is nogal potsierlijk. Eerst herhaalt hij een stuk uit de eerste editie van het boek (geschreven in 1999), waarin hij nog beweerde dat het web tenonder zou gaan omdat er teveel informatie zou komen waarin je nooit zou kunnen zoeken. Inmiddels is Google echter gekomen, meent Dreyfus, en dat heeft alles opgelost. Volgens mij bestonden er in 1999 ook al andere zoekmachines, die de problemen ook zouden hebben opgelost, en is Google ook niet ideaal. Je krijgt eerlijk gezegd de indruk dat Dreyfus dat alleen maar denkt omdat Larry Page, de bedenker van Google, een student was van Terry Winograd, en Winograd ook college heeft gegeven over Heidegger.

Een mooier stuk is dan weer dat over de weblogs en de 'blogosphere', waarin Dreyfus wijst op de gevaren van dat eindeloze bloggen, ook weer omdat het niet echt is, en dus niet risicovol. (De vraag waarom het schrijven van boeken anders is, stelt hij niet.)

Boeklog had in 2006 een bespreking van de eerste editie

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.