Malcolm Gladwell. Blink. The Power of Thinking without Thinking. London: Penguin books, 2005.

Malcolm Gladwell. Blink. The Power of Thinking without Thinking Dit boek heeft alles om een bestseller te zijn, en dat is het dan ook. Vlot geschreven, vol interessante wetenswaardigheden, en over een groots nieuw thema in het psychologisch begrip van onszelf: dat er onder ons bewuste nog een laag zit, het 'adaptieve onbewuste' dat net zo goed aan het denken en aan het rekenen is — niet het amorfe onbewuste van Freud, maar een evolutionair adaptief systeem waar wij mensen van alles meedoen. (Over datzelfde onderwerp ging het boek Het slimme onbewuste van Ap Dijksterhuis, dat ik een aantal jaar geleden las.)

Ik heb Blink dan ook heus met plezier en interesse en hoe heten die dingen allemaal gelezen, nadat ik het van de plank van mijn vakantieadres had gevist. Maar er knaagde ook iets: deze stroming in de psychologie weerspiegelt iets te goed de tijdsgeest, en wel iets wat me eigenlijk niet bevalt in onze tijd. En dat is de afkeer van het beschouwelijke, vooral ook onder wetenschappers. Wetenschap wordt steeds meer en steeds vaker een soort econometrie: het verzamelen van gigantische hoeveelheden data om daar dan datamining op te plegen, om zo patronen te herkennen (daarover heb ik geschreven in mijn stukjes over de boeken Freakonomics en Superfreakonomics). Gladwell beschrijft bijvoorbeeld degene die grote bergen diagnostische gegevens over mensen met hartklachten heeft doorgewerkt en uiteindelijk tot een algoritme is gekomen om te bepalen of iemand wel of niet gevaar loopt op een hartaanval.

Zoiets is natuurlijk prachtig, iedere hartaanval minder is mooi meegenomen. Maar tegelijkertijd gaat dat gepaard met een verminderde interesse in het begrip, in de vorming van een mooie theorie die een en ander kan verklaren. Als we een correlatie hebben gevonden tussen miljoenen gegevens, wie maalt er dan nog om begrip? Gladwell haalt dan ook een aantal keer uit naar mensen die proberen om te begrijpen, zoals de laboratoriumlui van Coca Cola die in de jaren tachtig dachten dat ze een nieuwe smaak Coke moesten maken om de strijd met Pepsi te kunnen aangaan. Gladwell lacht die mensen nu uit, maar tegelijkertijd is er eigenlijk niemand die nu weet waarom Pepsi in de jaren tachtig zo'n opmars maakte, en waarom dat op zeker moment ook weer gestuit werd. Dat volgt namelijk niet onmiddellijk uit de data, daarover zou je moeten nadenken.

Uit die manier van denken komt volgens mij de belangstelling voor dat slimme onbewuste voort. Dat werkt namelijk op dezelfde manier als deze onderzoekers: het denkt niet echt na, in de zin dat het analyses maakt die toetsbaar zijn, maar zeeft meer uit de enorme datastroom die ons constant omringt de gegevens die van belang zijn om daar correlaties in te vinden.

Ik wil daarmee niet zeggen dat dit onbewuste niet bestaat: natuurlijk zijn deze onderzoekers iets op het spoor. Maar tegelijkertijd lijkt het écht interessante deel van het brein mij toch het bewuste. Net zoals de écht interessante wetenschap op zoek gaat naar de verklarende theorie.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.