Michael Chabon. The Yiddish Policemen's Union. London: Fourth Estate, 2007.

"Nine months Landman's been flopping at the Hotel Zamenhof without any of his fellow residents managing to get murdered." Een boek dat zo begint, dat moet ik lezen. Niet alleen vanwege die naam Zamenhof, maar ook vanwege de toon van die zin, en de lichtelijk absurde wending dat de bewoners van dat hotel 'in staat' zouden moeten of willen zijn om vermoord te worden.

Dat viel tegen. Tot mijn verbijstering blijkt het vooral te gaan om een ouderwets soort detective. Nee, echt, ik overdrijf niet met dat woord verbijstering. U had me moeten zien zitten met dat boek in mijn hand en mijn mond open. Je verwacht dat niet, je denkt in het begin dat je je vergist, dat het heel ingewikkelde verhaal op de achtergrond toch nog wel iets meer moet zijn dan een heel ingewikkeld verhaal op de achtergrond: in Alaska is 1948 tijdelijk een veilige haven voor Europese Joden ingericht, waar men Jiddisch spreekt en in Hotel Zamenhof woont, maar die veilige haven zal in 2008 worden opgeheven en het is nu 2007. Dat leek me een interessant verhaal, maar het zicht erop werd me nu ontnomen door de prototypische detective, die gescheiden is en aan de drank.

Er zijn veel kunstzinnige films die ironisch citeren uit oude filmgenres. The Yiddish Policemen's Union leek me daar een literaire tegenhanger van, maar een die bovendien nog een aantal dingen wil zeggen over thema's als 'identiteit'. Voor mij hoeven die stijlcitaten al niet, en zo'n identiteitsverhaal is te zwaar om alleen maar als saus te dienen over zo'n lichte maaltijd.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.