{P} Marcel Reich-Ranicki. Mein Leben. Berlin, dtv, 2002 (2000). Daar gaan we weer, ja, het boek van een criticus zet je natuurlijk wel weer aan het schrijven van je eigen literaire dagboek (zonder enige literair-kritische pretenties natuurlijk).

Ik vroeg me de hele tijd af: waarom is die man nu criticus geworden? Waarom wordt iemand criticus? Je bent toch altijd met iets afgeleids bezig, je schrijft de hele tijd over wat andere mensen geschreven hebben. Ik bedoel niet zozeer dat iedereen die met literatuur bezig is, zelf schrijver zou moeten worden. Maar criticus?

MRR lijkt zich die vraag zelf eigenlijk niet te stellen, dus kun je als lezer alleen maar zelf een beetje psychologiseren. Bijvoorbeeld wordt het wel heel duidelijk dat de rol van de criticus er heel erg een is van de buitenstaander; je moet voldoende afstand weten te houden om over elk boek eerlijk te kunnen zijn, ook al weet je dat dit betekent dat mensen een enorme hekel aan kunnen krijgen. Uit Mein Leben blijkt dat MRR altijd een buitenstaander is geweest; niet alleen omdat hij zich zo passioneel voelt aangetrokken tot de Duitse literatuur terwijl hij door zijn oorlogsverleden voldoende reden heeft de Duitsers behoorlijk te wantrouwen. Maar doordat hij altijd al, ook bijvoorbeeld op school, een buitenstaander was. De criticus is dé buitenstaander in de literatuur en MRR dé buitenstaander in het leven. Dat paste precies.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.